Driftkoppen
De zon staat al laag als Andries met zijn auto de oprit naar de boerderij van Phusis op draait. Hij parkeert zijn auto naast het busje van de stichting. Als hij uitstapt, komt Marja, één van de groepsleidsters net aanlopen. ‘Hé Andries, goed om je weer te zien.’ Ter begroeting steekt Andries één van zijn enorme handen omhoog. Hij is bijna twee meter lang en heeft schoenmaat vijftig. ‘Ik dacht, ik kom even een bak koffie drinken.’ ‘Gaat het goed?’ vraagt Marja als ze samen in de richting van de boerderij lopen. ‘Zeker weten.’
Andries heeft drie jaar bij Phusis gewoond, maar hij kan zichzelf nu prima redden. Hij heeft een eigen huisje, in het dorp een paar kilometer verderop. In het begin kwam hij nog vaak langs om te praten, maar dat is steeds minder nodig. Toch vindt Andries het een fijne gedachte dat hij hier nog altijd terecht kan als het wat minder gaat.
Hij tikt op de motorkap van een oude, donkerrode stationwagen. ‘Bevalt ie nog steeds?’ ‘Ach, ik weet het niet,’ antwoordt Marja. ‘Er zit een raar geluid in.’ ‘Ik wil anders wel even kijken.’
Andries weet alles van auto’s. Wat wil je ook met een vader die automonteur is? Vanaf het moment dat hij kon lopen, hielp hij zijn vader met sleutelen. Andries zou wel dichter bij hem in de buurt willen wonen, nu de gezondheid van zijn vader niet zo goed meer is. Hij tilt de motorkap op en kijkt naar de plek die Marja aanwijst. ‘Het is zo’n raar trilgeluid,’ zegt ze. Andries buigt voorover. ‘Het zou de distributieriem kunnen zijn,’ mompelt hij vanonder de motorkap. In de verte, achter de boerderij, klinken schelle stemmen .
‘Het is beter als ik even ga kijken,’ zegt Marja. ‘Ik ben zo terug.’ Andries geeft geen antwoord. Het is niet de distributieriem, denkt hij als zijn hand in het rond tast. Het lijkt of er een klep los zit. Zijn gedachten gaan terug naar het begin, toen hij pas bij Phusis kwam wonen. Hij stond daar in de werkschuur, zag de begeleiders en dacht meteen: hier pas ik mooi tussen. In het begin voelde hij zich nog onzeker en onwennig. Maar wat wil je als je voor het eerst op eigen benen staat? Dat heeft gelukkig niet lang geduurd. De stemmen in de verte worden scheller, maar Andries is ver weg met zijn gedachten. Bij Phusis hebben ze geregeld dat hij zijn rijbewijs kon halen, omdat ze begrepen hoe belangrijk dat voor hem was. Hij had maar zes lessen nodig en toen mocht hij examen doen, in één keer geslaagd. Vanaf dat moment ging het met hem de goede kant op. Hij heeft leren praten over zijn angsten en gevoelens.
Andries gooit de motorkap dicht en kijkt om zich heen. De boerderij van Phusis is mooi verbouwd. De blokhutten daarnaast zijn oud, maar daardoor kunnen hier wel meer mensen wonen. Hij vindt het fijn om te merken dat het nu goed gaat met Phusis. Hij herinnert zich nog dat ze in het begin veel problemen hadden. Opeens hoort hij de stemmen achter de boerderij. ‘Wat is dat voor geschreeuw?’ mompelt hij. Nu vangt hij ook de stem van Marja op. Ze probeert de boel te sussen, maar dat lijkt niet echt te helpen.
‘Blijf met je poten van me af!’ klinkt een woedende stem. ‘Au, zak!’ krijst iemand anders.
Andries herkent de stem van Eddy. Hij woont in de verste blokhut. Eddy was hier al toen hij bij Phusis kwam. Hij kent zijn driftbuien.
‘Niet vechten!’ roept Marja. ‘Eddy en Paul, hou op!’
Andries hoort de wanhoop in haar stem. Hij begint te rennen. Als hij de hoek van de boerderij om komt, ziet hij hoe de twee jongens elkaar te lijf gaan. Ruzie is er wel vaker, maar echt knokken gebeurt hier bijna nooit. Meestal weet de leiding dat goed op te lossen. Marja probeert ze uit elkaar te halen, maar ze heeft geen schijn van kans. Andries aarzelt geen moment. Zonder wat te zeggen tilt hij Eddy op, de kleinste, en loopt met hem weg. Hij spartelt en worstelt om los te komen, maar Andries houdt hem in een ijzeren greep. ‘Doe niet zo achterlijk, lul!’
Andries loopt onverstoorbaar door. De trappen tegen zijn schenen komen behoorlijk hard aan, maar hij zegt geen woord. ‘Hoor je nou opeens bij de leiding?’ krijst Eddy. Geen antwoord. ‘Slijmbal!’ Andries blijft zwijgen. Hij kan zich goed beheersen. Dat heeft hij na alles wat hij heeft meegemaakt wel geleerd. Als hij voor de verste blokhut staat, trekt hij met één hand de deur open. Andries plant Eddy in een stoel. Hij wil protesteren, maar als Eddy zijn gezicht ziet slikt hij zijn woorden in. Zwijgend sluit Andries de deur achter zich en laat Eddy alleen. Hij vindt Marja in de keuken. Voor haar op tafel staan twee koppen koffie. Paul is nergens meer te zien.
‘Dank je wel, Andries.’ Ze legt even een hand op zijn arm. ‘In mijn eentje had ik het niet gered. Ik heb die twee nog nooit zo kwaad gezien, stelletje driftkoppen.’ Een beetje verlegen haalt hij zijn schouders op. ‘Ach, als ik kan helpen, doe ik dat. Ik weet hoe die jongens zijn. Ik eh… ik kom morgenochtend wel even terug om je auto te repareren.’ Als hij zijn koffie op heeft, staat hij op. Bij de deur aarzelt hij een ogenblik. ‘Ik denk niet dat het gebeurt,’ zegt hij. ‘Maar als die twee weer beginnen, moet je maar even bellen. Dan ben ik er zo.’ Marja steekt haar hand op. ‘Goed om te weten,’ antwoordt ze.